Terug naar overzicht

DE VERHOUDING TUSSEN DE ARBO- EN BEDRIJFSARTS EN DE VISIE VAN EIGEN BEHANDELAARS UITGELEGD

Of een werknemer arbeidsongeschikt is, moet worden beoordeeld door de arbo-arts of door de bedrijfsarts. Wanneer de werknemer het niet eens is met deze beoordeling, kan hij een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Soms bestaat echter de situatie dat de werknemer een verklaring van een eigen behandelaar overlegt, bijvoorbeeld van een huisarts. In de onderhavige uitspraak (Hof Den Haag 9 oktober 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2634) gaat het hof uitgebreid in op de verhouding tussen de arbo- of bedrijfsarts en de visie van eigen behandelaars. Het hof moet oordelen over de vraag of de ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding door de kantonrechter terecht gedaan is.

De feiten

Werkneemster is docente op een middelbare school. Tussen de werkgever en de werkneemster zijn over de loop van een aantal jaar veel spanningen ontstaan. Zo beklagen ouders zich erover dat de werkneemster zich niet professioneel zou hebben gedragen op een ouderavond, neemt zij een onterechte verlofdag op en blijkt uit een beklag van de leerlingen dat de zij vaak te laat komt, erg autoritair is en ze noodgedwongen aantekeningen van andere klassen over moeten nemen om de toetsen te kunnen maken. De werkneemster stelt op haar beurt dat zij door de werkgever wordt weggepest. Uiteindelijk meldt de werkneemster zich ziek, en vindt er mediation plaats. Dit helaas zonder enig succes. De kantonrechter ontbindt de overeenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding.

De verhouding tussen de bedrijfsarts en de eigen behandelaar

De werkneemster stelt dat de kantonrechter niet had moeten afgaan op het advies van de bedrijfsarts, maar op de door haarzelf ingebrachte verklaringen. Uit het advies van de arbo-arts blijkt namelijk dat er geen sprake is van beperkingen voor de arbeid, wat wordt onderbouwd door het verslag van de bedrijfsarts. De werkneemster had hiertegen een deskundigenoordeel van het UWV kunnen aanvragen, maar heeft dit niet gedaan. Door het hof wordt er aan de adviezen van de eigen behandelaars van de werkgeefster minder gewicht toegekend dan aan het gemotiveerde advies van de arbo- en bedrijfsarts. De huisarts, de GZ-psycholoog en de psychosociaal therapeut zijn namelijk volgens het hof niet deskundig in het geven van een medisch oordeel over arbeids(on)geschiktheid. Ook zegt het hof dat een behandelaar bezwaarlijk als onafhankelijk kan worden aangemerkt, vanwege de behandelsrelatie met de patiënt. Het hof gaat zo diep op deze verhoudingen in, om te kunnen onderbouwen waarom er geen sprake is van een opzegverbod. De werkgever stelt immers van niet, de werkneemster van wel. Uiteindelijk zit het verschil hem dus in de waarde die de rechter hecht aan de bedrijfsarts respectievelijk de eigen behandelaar.

Het oordeel

Het hof komt dus tot de conclusie dat er geen opzegverbod is. Daarnaast stelt het ook dat er inderdaad een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. De werkgever heeft jarenlang zijn best gedaan om zo goed mogelijk aan de wensen van de werkgeefster tegemoet te komen en heeft veel moeite gedaan om de vragen van de werkneemster te beantwoorden, toe te lichten of uit te leggen. Dat de werkneemster gepest zou zijn, kan het hof zich dan ook niet in vinden. Ook is de mediation formeel geëindigd, en dat heeft niet voor een positief effect gezorgd. Het hof oordeelt dan ook dat de kantonrechter tot een begrijpelijk oordeel is gekomen.

Neem direct contact op