Terug naar overzicht

GEEN DOORBETALING VAN DERTIENDE MAAND BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID

In deze casus gaat het om een arbeidsongeschikte werknemer. Hij werd in juli 2015 ziek, nadat hij in juni 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd in dienst was getreden. In 2015 heeft hij nog zijn dertiende maand ontvangen, in 2016 niet meer. In eerste aanleg vordert de werknemer de betaling van zijn dertiende maand tijdens zijn arbeidsongeschiktheid in 2016. Deze vordering is door de kantonrechter afgewezen, omdat in de arbeidsovereenkomst expliciet onderscheid is gemaakt tussen de verschillende loonbestanddelen. Duidelijk aangegeven is dat slechts het basissalaris en vakantiegeld bij ziekte zal worden doorbetaald; de dertiende maand wordt daarbij niet als loonbestanddeel aangegeven. De werknemer had er daarom niet gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat de dertiende maand ook zou worden betaald.

In hoger beroep In hoger beroep

De werknemer is het met dit oordeel niet eens en gaat in hoger beroep. Hij stelt dan dat er sprake is van een verworven recht, althans dat betaling van de dertiende maand een arbeidsvoorwaarde betreft, omdat hij de dertiende maand vanaf zijn indiensttreding steeds, zonder blijk van enige voorwaarde, heeft ontvangen. Partijen zijn het niet eens over beantwoording of de dertiende maand deel uitmaakt van de loondoorbetaling bij ziekte. Het hof Arnhem-Leeuwarden zegt dan dat er geen sprake is van een arbeidsvoorwaarde, omdat duidelijk in de overeenkomst staat dat de dertiende maand geen onderdeel is van de loondoorbetaling bij ziekte. De werknemer had hier niet iets anders uit kunnen opmaken. Het komt bij deze beoordeling immers aan op wat de partijen bij schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen omtrent de betaling van de dertiende maand bij arbeidsongeschiktheid.

Volgens het hof gaat het niet alleen om de (zuiver) taalkundige uitleg van een overeenkomst; er moet ook betekenis worden toegekend aan de verklaringen van partijen over en weer in de gegeven omstandigheden (de Haviltex-norm). Het hof gaat daarom verder met de beoordeling of er dan sprake is van een verworven recht, zoals de werknemer stelt. Het hof zegt in dat verband dat de werknemer niet voldoende heeft kunnen aantonen dat hij er gerechtvaardigd op had mogen vertrouwen dat de dertiende maand zou worden betaald. Zij wijst daarbij op het feit dat de werknemer slechts kort in dienst was bij de werkgever voordat hij arbeidsongeschikt werd (twee jaar) en hoewel hij in die jaren de dertiende maand wel ontvangen heeft, moet daarbij worden opgemerkt dat hij toen daadwerkelijk had gewerkt. Er kan volgens het hof daarom niet worden gesproken van een gedurende een bepaalde tijd gevolgde gedragslijn. Ook het hof is dus van mening dat de werknemer geen recht heeft op betaling van de dertiende maand gedurende zijn arbeidsongeschiktheid.

Conclusie

Conclusie De omstandigheden van het geval zijn altijd belangrijk. In deze casus had de werknemer er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij zijn dertiende maand tijdens ziekte ook betaald zou krijgen. Niet alleen omdat in de overeenkomst duidelijk stond dat de dertiende maand geen onderdeel uitmaakt van het salaris tijdens ziekte, ook omdat er geen verworven recht is ontstaan. Zou deze werknemer echter langer in dienst zijn geweest voordat hij ziek werd, zou er wel eens een andere uitkomst kunnen zijn geweest. Het is dan ook niet zonder reden dat het hof nogmaals uitdrukkelijk wijst op de Haviltex-norm.

Neem direct contact op